Jeugdartsen krijgen steeds meer vragen over leerlingen voor wie medisch handelen nodig is op school. Ondanks dat in 2007 het ‘modelprotocol medische handelingen op scholen’ is verschenen, blijken schoolmedewerkers nog steeds vaak vragen te hebben over hoe dit te regelen. Jeugdarts Michèle Haagmans adviseert op basis van onderzoek hoe knelpunten weggenomen kunnen worden.
Sinds de invoering van de Wet passend onderwijs kunnen scholen vaker te maken krijgen met de vraag om medische handelingen te verrichten bij leerlingen met een (chronische) lichamelijke ziekte. Hierbij gaat het niet alleen om zogenaamde ‘voorbehouden medische handelingen’ volgens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), maar om alle handelingen die op school nodig (kunnen) zijn voor een kind met een chronische ziekte of aandoening. Dit is bijvoorbeeld medicatie geven, verschonen, bloedsuikerbepaling, sondevoeding geven, of toedienen van een injectie. Goed uitvoeren van deze handelingen is van belang voor de gezondheid van het kind op korte en/of lange termijn (soms zelfs van levensbelang), maar ook voor schoolprestaties en uitstroomniveau. Verder is het voor deze kinderen belangrijk dat zij zoveel mogelijk gewoon naar school gaan, met dezelfde kansen als gezonde kinderen op passend onderwijs in hun buurt.
Onderzoek
Om te onderzoeken hoe het uitvoeren van medisch handelen geregeld is en welke knelpunten daarbij spelen, zijn alle 269 basisscholen en 11 scholen voor speciaal basisonderwijs (SBO) in het werkgebied van GGD Gelderland-Midden benaderd met een vragenlijst. Deze is ingevuld door 35% van de scholen. Daarna is op 9 scholen een interview afgenomen met de directeur of intern begeleider (IB-er).
Resultaten
In totaal was er voor 162 leerlingen medisch handelen nodig (gemiddeld 1,7 leerling per school). Voor 142 leerlingen was de vragenlijst volledig ingevuld. Het gaat met name om diabetes, allergie en neurologische aandoeningen. Vier leerlingen hadden twee ziekten. Meestal voert de leerkracht, IB-er of andere medewerker van school de medische handelingen uit (53%), daarna ouders, kind of familie (32%). Slechts sporadisch is hiervoor een zorgverlener ingeschakeld (6%).
Meestal is informatie over het ziektebeeld en/of de instructie over hoe de medische handelingen uit te voeren, gegeven door de ouders (71,5%).
Knelpunten
Bij de 142 leerlingen ervaart de school in 27 gevallen knelpunten (19%). Dit is met name aan de orde bij diabetes (bij 12 van de 37), allergie (bij 7 van de 64) en neurologische aandoeningen (bij 4 van de 18).
Knelpunten gaan over de wijze van handelen, de juridische en praktische consequenties en de (formele) afspraken met betrekking tot de medische handelingen.
Conclusies
Dit is voor zover bekend het eerste onderzoek in Nederland naar medisch handelen op school vanuit het perspectief van schoolmedewerkers.
De Stichting Zorgeloos met diabetes naar school heeft de kwestie van aansprakelijkheid laten uitzoeken door een advocatenbureau. In de Kamerbrief over voortgang onderwijs en zorg en de factsheet Gezondheidszorg in onderwijstijd staan de aanbevelingen:
leerkrachten handelen bij de uitvoering van medische handelingen, net als ouders, niet-beroepsmatig, maar als privépersoon. Zij doen dat vrijwillig en niet op grond van hun functie, en moeten bekwaam zijn.
Het advocatenbureau concludeerde ook dat risico’s kunnen worden afgewend door goede formele afspraken te maken met ouders. De jeugdarts of jeugdverpleegkundige kan hierin ondersteuning bieden.
Passend onderwijs en medische problematiek
Scholen missen bij de samenwerkingsverbanden passend onderwijs de medische expertise. Er is wel ondersteuning bij gedrags- en leerproblemen, maar nauwelijks bij medische problematiek. Vaak wordt bij medische vragen niet aan de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) gedacht, of heeft de JGZ geen tijd. De jeugdarts wordt ook niet genoemd in het modelprotocol, waarin wel staat dat de school ‘de GGD’ kan inschakelen. De jeugdarts is degene die bij uitstek kan optreden als medisch contactpersoon. Hij/zij is niet degene die medische handelingen gaat uitvoeren, maar fungeert als schakel tussen onderwijs en het medische domein. De jeugdarts kan overleggen met de behandelaar en meedenken over een handelingsplan. Scholing/instructie wordt soms georganiseerd door een ziekenhuis of behandelcentrum. Als dat niet zo is, kan de jeugdarts/jeugdverpleegkundige meedenken of eventueel zelf scholing verzorgen.
Zo kunnen knelpunten op scholen zo veel mogelijk worden weggenomen. Leerlingen met een chronische ziekte worden beter ondersteund op school. Ze kunnen zich cognitief en sociaal zo goed mogelijk ontwikkelen op een school van hun keuze, met dezelfde kansen als kinderen zonder chronische ziekte.
Zelf aan de slag?
Vanuit het onderzoek is er een stappenplan ontwikkeld dat in de dagelijkse praktijk van de ondersteuning van leerlingen behulpzaam kan zijn. Het stappenplan is opgesteld door Michèle Haagmans van Gelderland Midden voor de lokale situatie in haar regio. Het kan zijn dat je eigen lokale aanpassingen moet maken.
Bekijk het stappenplan (.docx) >
Lees verder
Meer weten over het onderzoek van Michèle Haagmans? Het artikel dat ze schreef voor het Tijdschrift Jeugdgezondheidszorg is hier te vinden. In Prima Onderwijs verscheen eerder een artikel over het onderzoek.
(Voor dit nieuwsbericht is het artikel in Prima Onderwijs als uitgangspunt genomen).