Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Het openen van de handen kun je niet haasten. Het gebeurt gewoon vanzelf. Het gaat over rijping van de hersenen. Je kind is een beetje zoals een bloem die vanzelf opengaat. Als je kind net geboren is, zijn de handen meestal in een vuistje. Maar na een tijdje zullen ze steeds meer opengaan. Na het openen van de handen volgt het grijpen. En dan begint je kind ook geïnteresseerd te raken in zijn eigen handen. Een idee om te oefenen met kijken naar je kind: Je kunt bijvoorbeeld samen spelen door je kind op de rug op je benen te leggen, met het hoofd bij je knieën en de benen bij je heupen. Dit heeft drie voordelen. Je kunt op een leuke manier met elkaar bezig zijn, de rug van je kind wordt goed gesteund en de armen/handen gaan vanzelf een beetje naar voren.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Fijne motoriek. |
Neurologisch aspect | Het centrale zenuwstelsel is zo ver gerijpt dat het kind zijn handen niet meer voortdurend tot vuisten balt als gevolg van de grijpreflex. Af en toe gaan de handen open. Dit fenomeen moet onderscheiden worden van een eventueel optredende Moro-reflex of stimulatie van de handrug. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
11-12 weken | Rechts: 98,6 % Links: 98,7 % |
13-14 weken | Rechts: 98,7 % Links: 98,6 %* |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc. *Het kan voorkomen dat een jongere leeftijdsperiode een iets hogere referentiewaarde laat zien dan een oudere leeftijdsperiode. Dit komt omdat de studie uit Den Haag een dwarsdoorsnede onderzoek is. Dat wil zeggen dat de kinderen die in een jongere leeftijdsperiode zijn onderzocht andere kinderen zijn dan de kinderen die in een oudere leeftijdsperiode zijn onderzocht. |
|
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op zijn rug op de onderzoektafel met het hoofd in de middenstand. Vanaf de leeftijd van drie maanden moet het kind deze houding spontaan kunnen aannemen (zie ook kenmerken 52 en 53). |
Uitvoering onderzoek | Als het kind het hoofd niet spontaan in de middenstand brengt, dan doet de onderzoeker dit. De onderzoeker raakt het kind daarna niet meer aan. |
Observatie | De onderzoeker observeert gedurende het consult of beide handen van het kind af en toe actief open gaan, d.w.z. zonder dat er sprake is van een primitieve reflex, zoals een reactie op een stimulans van de handrug door het contact met de onderlaag, of een Moro-reflex. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind houdt beide handen gedurende enkele seconden open. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons. – Bij negatieve respons. Links en rechts afzonderlijk registreren. |
Disciplines | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Alarmsymptoom | Één- of dubbelzijdige stereotiepe houding, met name vuistje maken, op elke leeftijd (Touwen, 1990); |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.