Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Ontdekkingsdrang en nieuwsgierigheid zijn de drijfveren achter het kruipen. Kruipen is een stap op weg naar het staan en lopen. Na het kruipen zal je kind beginnen met lopen terwijl het zich aan iets vasthoudt, zoals een tafel of bank. Je kind zal ook gaan oversteken zonder iets vast te houden voordat je kind zelfstandig gaat lopen. Sommige kinderen zitten graag en vinden het fijn om rond te kijken. Soms slaan deze kinderen het kruipen over. Als je kind gewend is om op de billen te schuiven, kan het een combinatie van billenschuiven en kruipen proberen, of het kruipen overslaan. Blijf oefenen met de buikligging om het gaan kruipen te stimuleren. Kruipen maakt de spieren in de armen, benen en buik namelijk sterker. Hierdoor wordt de kracht en het samenwerken van het hele lichaam beter. Dit helpt later bij dingen zoals lopen, rennen en springen.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Grove motoriek. |
Neurologisch aspect | Het centrale zenuwstelsel is zo ver ontwikkeld, dat het kind zich tegen de zwaartekracht in met hoofd en romp kan oprichten van de onderlaag. Het steunt daarbij op de handen en de benen. De armen zijn gestrekt en de knieën en heupen gebogen. Het kind kan zich verplaatsen door alternerend de hand of knie te verplaatsen en de romp afwisselend te incurveren (kruisgang). Het hoofd kan zowel gebogen als opgericht zijn. Als de kinderen pas gaan kruipen doen zij dat soms op de vuisten in plaats van op de vlakke hand. De rug kan nog licht doorzakken. Later verdwijnt de doorgezakte rug en steunt het kind op de vlakke handen (zie voor meer informatie hoofdstuk 3). |
Psychologisch aspect | Ontwikkeling van exploratiegedrag |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
61-62 weken | 97,0 % |
63-64 weken | 97,3 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op zijn buik (op een oefenmat) op de grond. Het laten kruipen op de onderzoektafel wordt uit veiligheidsoverwegingen en vanwege de beperkte ruimte afgeraden. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker legt een stuk speelgoed voor het kind neer, iets buiten zijn bereik. Zo nodig moedigt de onderzoeker (of de ouder) het kind aan om het speelgoed te pakken. |
Observatie | De onderzoeker observeert of en zo ja, hoe het kind vooruit kruipt. Hij let daarbij op symmetrie van bewegingen van armen, handen en benen. |
Anamnese | Als het gewenste gedrag niet tijdens het consult kan worden geobserveerd, dan vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Kruipt … vooruit? en zo ja: ”Hoe doet hij dat?” |
Beoordeling | |
Positief | Het kind komt vooruit op handen en knieën (of voeten), zonder met de buik de ondergrond te raken (zie figuur) en met symmetrische bewegingen van armen, handen en benen. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij geobserveerde positieve respons. M Bij anamnestisch positieve respons. - Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de respons negatief werd beoordeeld (bijvoorbeeld billenschuiven).Vraag na en noteer bij opmerkingen: billenschuiven. Zo ja, observeren hoe het kind dit doet. |
Discipline | Alle disciplines mogen alle onderdelen doen. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA of de JV het kenmerk uitvoert volgt op een negatieve score altijd overleg met VS/JA. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Advies | Adviseer ouders om de grof-motorische ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het stimuleren van het kruipen. |
Alarmsymptoom |
|
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.