Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Als je kind kan zitten kan je kind mee op de fiets. Het is belangrijk om dit rustig op te bouwen. Let erop dat je kind niet scheef gaat hangen in het fietsstoeltje. Dat betekent dat het misschien nog te veel is voor je kind. Probeer dan wat langzamer op te bouwen. Je kunt met je fiets wel over drempels gaan, maar doe het rustig aan. Een kindje wordt steeds sterker. Als je kind wel kan zitten maar nog niet kruipt, is het belangrijk om je kind regelmatig toch ook nog op de buik te leggen. Het is beter als je kind eerst leert kruipen vanuit de buikligging en dan pas leert lopen.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Grove motoriek. |
Neurologisch aspect | Het samenspel tussen het vestibulaire, het visuele, het tactiele systeem en de motoriek is zodanig dat het kind bij balansverstoring het evenwicht kan herstellen. Opvang en evenwichtsreacties verhinderen dat het kind omvalt. De meeste kinderen zitten op de leeftijd van 1 jaar met een rechte rug, de zitkyfose is verdwenen, maar de lendenlordose heeft zich nog niet ontwikkeld.
Kinderen die wel los zitten als zij in zithouding worden neergezet, maar uit zichzelf niet tot zitten of kruipen komen, kunnen zogenaamde ‘billenschuivers’ zijn of worden (zie hoofdstuk 3 voor meer informatie over de ontwikkeling van het zitten en over het billenschuiven). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
47-48 weken | 98,2 % |
49-50 weken | 98,7 % |
51-52 weken | 98,8 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind zit op de onderzoektafel. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker (of de ouder) zet het kind op de onderzoektafel en laat het voorzichtig los. De onderzoeker beweegt, vanuit het kind gezien, op schouderhoogte een voorwerp vóór en opzij van het kind, zowel naar rechts als naar links over een hoek van 90 naar elke zijde. Vervolgens probeert de onderzoeker het kind uit zijn evenwicht te brengen door een zachte duw tegen de schouder te geven. De onderzoeker houdt zijn handen paraat om het kind op te vangen als het dreigt om te vallen (zie figuur). |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind reageert op het uit balans brengen met correcties van het evenwicht, bijvoorbeeld met herstelbewegingen van de romp of het opvangen op de hand(en), zodat hij niet omvalt. |
Beoordeling | |
Positief |
|
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons. - Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de respons negatief werd beoordeeld. |
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consulatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.