Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
We voeren dit onderzoek uit zonder dicht bij de ondergrond te zijn, dus niet recht boven een stoel of tafel. Dit doen we omdat je kind de neiging heeft om zich uit te strekken als het de ondergrond voelt. Dit is iets anders dan de loopreflex. De loopreflex is een soort oefening om te lopen. Op deze leeftijd (6 maanden) is je kind te jong om al te oefenen met lopen. Het gebruik van loopstoeltjes wordt afgeraden, omdat het niet goed is voor de ontwikkeling van je kind, zelfs als ze ouder zijn. Je hoeft het leren lopen niet te stimuleren met dit soort bewegingen. Geef je kind de kans om in eigen tempo te oefenen. Het oefenen van de spieren en het bewegen kan je kind het best doen terwijl het op de buik ligt.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Grove motoriek. |
Neurologisch aspect | Bij dit onderzoek worden reacties van het kind geobserveerd die uitgelokt worden door hem in verticale houding voor-achterwaarts en zijwaarts te bewegen. Op de leeftijd van 6 maanden gaat een kind dat in okselhang wordt gehouden trappelen of houdt de benen gebogen. Als de benen gaan strekken of scharen kan dit een eerste signaal zijn van zich ontwikkelende spasticiteit. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
21-26 weken | Rechts: 98,7 % Links: 98,6 % |
Een negatieve bevinding is alarmerend na de leeftijd van 4 tot 5 maanden. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt bloot op zijn buik op de onderzoektafel. Tegen rugligging als uitgangspositie, waardoor het gelaat van het kind naar de onderzoeker is gekeerd, bestaat geen bezwaar. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker pakt het kind onder de oksels vast met de duimen aan de rugzijde (aan de voorzijde, als het kind vanuit rugligging wordt opgepakt) en tilt het kind op. Hij laat het kind in de ruimte naast de onderzoektafel voor-achterwaarts en zijwaarts zwaaien. Bij het optillen boven de onderzoektafel wordt door de korte afstand tussen kind en onderlaag een strekreactie van de benen uitgelokt. Deze moet worden vermeden. |
Observatie | Tijdens zwaaien observeert de onderzoeker of de knieën en heupen geflecteerd zijn (de mate van flexie speelt geen rol). Hij observeert of de benen afwisselend gebogen en gestrekt worden of dat de benen gaan strekken of scharen. Als het kind trappelt, beoordeelt de onderzoeker of dit links en rechts evenveel gebeurt. Bij twijfel moet onderzoek worden herhaald (maximaal twee keer). Juiste uitvoering van het onderzoek is belangrijk. Om te kunnen beoordelen of bij strekken of scharen er mogelijk sprake is van spasticiteit kan de ouder gevraagd worden het kind onder de oksels op te tillen, zodat de onderzoeker de spierspanning van de adductoren van de benen kan beoordelen door de bovenbenen te abduceren. Dit gebeurt door met beide handruggen tegen de binnenkant van de benen te duwen, dus niet door de benen uit elkaar te trekken. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind houdt beide benen gebogen of gaat trappelen. Links en rechts apart registreren. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons. - Bij negatieve respons. Onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de respons negatief werd beoordeeld. Links en rechts afzonderlijk registreren. |
Discipline | JV, VS en JA mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de JV het kenmerk uitvoert volgt op een negatieve score altijd overleg met de VS/JA. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Alarmsymptoom | Persisterend strekken en onbeweeglijk houden of het persisterend scharen van de benen bij verticaal zwaaien, na de leeftijd van 4 tot 5 maanden (Touwen). |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.