Let op: Deze filmpjes zijn niet geschikt om met ouders te delen omdat het uitvoeren van de test kan leiden tot gevaarlijke situaties. Ze dienen voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Het is niet veilig om deze test zelf thuis te proberen. Met deze test kijken we hoe je kind reageert op bewegingen en veranderingen van houding. We letten erop of het lukt om het hoofd en het lichaam mee te bewegen als het wordt opgetrokken. Ook de armpjes en beentjes doen mee. Hiervoor moeten de zintuigen, het evenwicht en de spieren goed met elkaar samenwerken. Al vanaf 4 weken kun je de eerste reacties bij je kindje zien. Uiteindelijk zal het steeds beter lukken om het hoofd goed mee te bewegen. Dit gebeurt vanzelf, daar hoef je als ouder niets speciaals voor te doen. Het helpt de spieren van je kind te ontwikkelen als je hem of haar een paar keer per dag op de buik legt.
4 weken
8 weken
13 weken
26 weken
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Grove motoriek. |
Neurologisch aspect | In de eerste zes maanden ontwikkelen zich de oprichtreacties van hoofd en romp en de reacties van de benen (zie voor meer informatie hoofdstuk 3). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
Aanbevolen leeftijd | 4, 8, 13 en 26 weken. |
21-22 weken | 99,1 % |
23-24 weken | 99,1 % |
25-26 weken | 99,5 % |
Spreiding1 | Dit kenmerk wordt op vier momenten in de zuigelingenperiode onderzocht. De uitvoering blijft daarbij onveranderd, de beoordelingscriteria wijzigen telkens. Voor de meest ontwikkelde vorm van de reactie (26 weken) ligt de p90 bij 25 weken en geldt een spreiding van 21 - 25 weken. |
1De spreiding zoals hier weergegeven geeft de hoogst en laagst gevonden P90-leeftijd aan. P90 is de leeftijd waarop 90% van de kinderen positief scoort. In de internationale literatuur worden hiervoor verschillende leeftijden gevonden. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt bloot op zijn rug op de onderzoektafel. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker begint met de aandacht van het kind te trekken. Vervolgens omvat hij de onderarmen van het kind zonder diens handen aan te raken, omdat daarmee een ongewenste flexie of extensiereflex in de ellebogen en/of de nek kan optreden. Op de leeftijd van 4 weken trekt de onderzoeker het kind dan langzaam op tot het hoofd iets van de onderlaag is en laat het kind twee tellen in die houding. De onderzoeker blijft het kind daarbij vasthouden aan de onderarmen. Daarna laat hij het kind weer voorzichtig in rugligging komen. Zo nodig nog een keer herhalen. Op de leeftijd van 8, 13 en 26 weken trekt de onderzoeker het kind langzaam op tot zithouding en laat het kind twee tellen in deze houding. Daarna laat hij het kind weer voorzichtig in rugligging komen. |
Observatie | Tijdens en aan het eind van het optrekken tot zithouding en bij het weer terug laten gaan naar rugligging observeert de onderzoeker:
|
Beoordeling | |
Algemeen | De bij de leeftijd passende houdingspatronen van de extremiteiten komen ook bij het optrekken tot zit tot uitdrukking (zie kenmerken 52 en 53). |
Bij 4 weken | |
Positief | Tijdens het optrekken mag het hoofd in meerdere of mindere mate naar achter hangen, maar moet wel twee tellen los komen van de onderlaag. De ellebogen blijven in reactieve flexie (ca. 90 graden) (zie figuur). |
Negatief |
|
Bij 8 weken | |
Positief | Tijdens het optrekken wordt het hoofd kortdurend meegenomen. De ellebogen blijven in reactieve flexie, maar minder dan op jongere leeftijd (< 90 graden). In zithouding valt het hoofd wel iets naar voren. Op de leeftijd van 2 maanden mag het hoofd in zithouding iets naar voren vallen en nog schommelen rond de middenstand (zie figuur). |
Negatief |
|
Bij 13 weken | |
Positief | Tijdens het optrekken wordt het hoofd gedurende het hele traject redelijk meegenomen, het blijft niet meer slap naar achteren hangen. De ellebogen blijven in lichte flexie en de onderzoeker bespeurt het reactief aanspannen van de armspieren van het kind. Hij ‘helpt mee’ bij de optrekbeweging. In zithouding valt het hoofd niet ongecontroleerd naar voren of opzij. De hoofdbalans is vrijwel stabiel: het hoofd wordt overwegend in de middenstand gehouden. Het kind handhaaft een tamelijk stabiele romphouding in ondersteunde positie. De benen reageren op het optrekken met lichte flexie en abductie in de heupen en flexie in de knieën (zie figuur). |
Negatief |
|
Bij 26 weken | |
Positief | Tijdens het optrekken wordt het hoofd goed meegenomen: het komt vrijwel onmiddellijk en blijft gedurende de hele beweging in één lijn met de rug. In zithouding is de hoofdbalans stabiel: het hoofd wordt in de middenstand gehouden. De romp is in ondersteunde positie stabiel. De onderzoeker bespeurt het reactief aanspannen van de armspieren van het kind: het kind “helpt zelf mee”. Bij de optrekbeweging vindt flexie en abductie in de heupen en flexie in de knieën plaats (zie figuur). |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons. – Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ worden geregistreerd op grond waarvan de respons negatief werd beoordeeld |
Discipline | JV, VS en JA mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de JV het kenmerk uitvoert volgt op een negatieve score altijd overleg met VS/JA. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Alarmsymptoom | Slap afhangend hoofd bij optrekken tot zit, op elke leeftijd (Touwen, 1990). |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.