Vorig kenmerk                                                                        Volgend kenmerk                                                        Naar overzicht

52. Beweegt armen evenveel

Van Wiechenfilmpjes

De filmpjes kunnen gebruikt worden om de ouders te betrekken bij het onderzoek en dienen voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.

In gesprek met ouders

Het gaat hier om de bewegingen die vanzelf gebeuren en waar je kind geen controle over heeft. Zorg ervoor dat je kind regelmatig op een vlak oppervlak rust, waar het lekker kan bewegen. Probeer je kind niet te lang in een hangmat, draagzak of autostoel (zoals een Maxi-Cosi) te laten liggen. Kijk eens of je kind zowel met de rechter- als linkerkant ongeveer dezelfde soort bewegingen maakt. We letten erop of beide armen goed en gelijkmatig bewegen, en of je kind een voorkeur ontwikkelt voor één kant. Het zou het beste zijn als er géén duidelijke voorkeur is voor de leeftijd van 15 maanden. Als dat wel zo is, dan raden we aan om de andere kant ook te stimuleren. Naarmate je kind ouder wordt, zul je meer verschillende soorten bewegingen zien. Deze bewegingen worden niet alleen gevarieerder, maar ook meer doelgericht.

4 weken

8 weken

13 weken

26 weken

39 weken

1 jaar

Instructies voor professionals
Achtergronden
Ontwikkelingsveld Grove motoriek.
Neurologisch aspect Symmetrie in houding en beweging. In rust zijn de extremiteiten op de leeftijd van 4 weken overwegend gebogen. De voor die leeftijd karakteristieke onwillekeurige motoriek bestaat uit alternerende buig­ en strekbewegingen van armen en benen, die deel uitmaken van de gegeneraliseerde bewegingen (GM’s). Samengevat zien de bewegingspatronen van de extremiteiten ten opzichte van de romp in het eerste levenshalfjaar er als volgt uit:
0 -­ 3 maanden: adductie / flexie
3 -­ 4 maanden: abductie / flexie
4 -­ 5 maanden: abductie / extensie van de armen
5 -­ 6 maanden: abductie / extensie van de benen
(zie voor meer informatie hoofdstuk 3).
De houdings­- en bewegingspatronen staan de eerste drie tot vier maanden grotendeels onder invloed van de asymmetrisch tonische nek reflex (ATNR) (zie hoofdstuk 3). De ATNR verdwijnt tussen de leeftijd van 6 en 9 maanden. Bij onderzoek naar symmetrie in houding en beweging is het dus van belang om het kind in een uitgangspositie te observeren, waarin de ATNR niet optreedt: in rugligging met het hoofd in de middenstand.
Onderzoekleeftijd Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort)
Aanbevolen leeftijd 4, 8, 13, 26, 39 en 52 weken.
3-6 weken Rechts: 99,9%     Links: 99,9 %
Asymmetrie is op elk moment (in de zuigelingenleeftijd) alarmerend. Vandaar dat dit kenmerk op alle aanbevolen leeftijden in de zuigelingenperiode moeten worden onderzocht.
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc.
Onderzoekmethode  
Uitgangspositie kind Het kind ligt bloot op de onderzoektafel. Het wordt zowel in rugligging als in buikligging geobserveerd. Het hoofd is in de middenstand om asymmetrie ten gevolge van de ATNR te voorkomen.
De uitgangspositie liggend op de onderzoekstafel lukt niet altijd meer bij een kind van 12 maanden.
Uitvoering onderzoek Zo nodig brengt de onderzoeker het hoofd van het kind in de middenstand. Vanaf de leeftijd van 3 maanden moet het kind spontaan deze houding kunnen aannemen.
Observatie De onderzoeker observeert de bewegingen van de ledematen en let op de volgende karakteristieken:
kwantiteit van de bewegingen, zowel links als rechts
en
kwaliteit (uitslag, snelheid, complexiteit, variatie en soepelheid/elegantie) van de bewegingen, zowel links als rechts.Ook in zit en tijdens tijgeren of kruipen kan de symmetrie van de bewegingen van de extremiteiten beoordeeld worden.
Beoordeling
Positief Armen en benen worden rechts en links evenveel bewogen, met dezelfde kwaliteit.
Negatief
  • asymmetrie of
  • bewegingsarmoede of stereotypieën of onvoldoende soepelheid en/of
  • tremor(bij niet huilend kind)
Registratie + Bij symmetrisch bewegingspatroon in kwantitatief en kwalitatief opzicht.
– Bij asymmetrie wordt de kant die minder of afwijkend beweegt als negatief genoteerd. Bij bewegingsarmoede of stereotypieën kan dit ook beiderzijds het geval zijn.
– Bij negatieve respons.
Onder ‘opmerkingen’ de afwijking registreren, bijvoorbeeld: “Hoofd niet spontaan in middenstand” (vanaf de leeftijd van 3 maanden).
Discipline JV, VS en JA mogen dit kenmerk uitvoeren.
Informatie over overleg / consultatie Indien de JV het kenmerk uitvoert volgt op een negatieve score altijd overleg met VS/JA.
Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA.
Alarmsymptoom
  • Eén­ of dubbelzijdige stereotiepe houding (bijvoorbeeld vuistjes), het verwaarlozen van een hand, arm of been, verschil in kwantiteit in beweging tussen rechts en links, asymmetrische bewegingspatronen moeten op elke leeftijd.
  • Voor tremoren bij spontane motoriek, terwijl het kind niet huilt, en voor bewegingsarmoede, vanaf de leeftijd van 4 tot 5 weken (Touwen, 1990).
    Een asymmetrische ontwikkeling in houding en beweging is een alarmsignaal.
  • Het aspect symmetrie in houding en beweging komt daarom bij meerdere kenmerken aan de orde, namelijk 3, 6, 9, 10, 11, 13, 15, 56, 57, 58, 59, 68 en 71.

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.