Vorig kenmerk                                                                        Volgend kenmerk                                                        Naar overzicht

51. Begrijpt analogieën en tegenstellingen

Van Wiechenfilmpje

Dit filmpje kan gebruikt worden voor ouders om hen te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.

In gesprek met ouders

Dit gaat over het begrijpen van woorden die bij elkaar horen. Eerst ging de taal vooral over het aantal woorden en hoe lang zinnen waren. Nu gaat het erom de wereld te begrijpen met taal. Je kind gebruikt taal om te denken en te begrijpen. Je kind ziet verbanden tussen woorden en kan deze gebruiken. Bijvoorbeeld, soep is warm en ijs is…? Er zijn veel woorden om soep of ijs te beschrijven. Welk woord past bij de eigenschap “warm” en welk woord past bij de eigenschap voor ijs? Omdat je eerder ijsjes hebt gegeten, verwacht je dat ijs koud is. Het gebruik van vergelijkingen en tegenstellingen is een vorm van denken in taal. Dit kun je gebruiken om te redeneren en argumenteren, om na te denken over wat er zou kunnen gebeuren.

Instructies voor professionals
Achtergronden
Ontwikkelingsveld Communicatie (passieve taalontwikkeling), persoonlijkheid en sociaal gedrag.
Psychologisch aspect De woordenschat breidt zich niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief sterk uit. Er verschijnen steeds meer abstracte begrippen van ruimte en tijd. Het kind gaat ook meer denken over de taal en gaat vragen naar de betekenis van woorden. De taal wordt zelf onderdeel van gesprek of beschouwing. Het kind gaat steeds meer in taal denken. Het inzicht in relaties neemt toe en daarmee ook het begrip en gebruik van analogieën en tegenstellingen.
Onderzoekleeftijd
Aanbevolen leeftijd 54 maanden (4,5 jaar).
Spreiding1 48 ­- 58,5 maanden2
1De spreiding zoals hier weergegeven geeft de hoogst en laagst gevonden P90-leeftijd aan. P90 is de leeftijd waarop 90% van de kinderen positief scoort. In de internationale literatuur worden hiervoor verschillende leeftijden gevonden.
2Voor dit kenmerk zijn voor verschillende leeftijden nog geen referentiewaarden beschikbaar.
Onderzoekmethode
Uitgangspositie kind Niet bepaald.
Uitvoering onderzoek De onderzoeker vraagt het kind de volgende zin af te maken: “Luister eens, soep is warm en ijs is …?” Geef het kind vijf tellen de tijd om te antwoorden (het goede antwoord is “koud”). Antwoordt het kind niet of foutief, herhaal dan de zin een keer en ga vervolgens door met de andere drie zinnen:

  • Een schaar knipt en een potlood …? (schrijft, tekent of verft)
  • Overdag is het licht, ’s nachts is het …? (donker)
  • Ik eet van een bord, ik drink uit een …? (beker, glas, kopje)

Deze zinnen mogen niet herhaald worden. Wacht na elke opgave vijf tellen op de reactie van het kind.
Als het kind weigert te antwoorden bij de eerste twee zinnen, kan met dit onderdeel gestopt worden.
Als het kind zich na een foutieve reactie onmiddellijk en spontaan herstelt, is het antwoord alsnog goed. Het antwoord moet verstaanbaar zijn.

Observatie De onderzoeker observeert of het kind de zinnen op een juiste manier kan aanvullen.
Anamnese Als het kind geen zinnen kan aanvullen vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Zou … dit thuis wel kunnen, denkt u?”.
Beoordeling De 4 items zijn afkomstig uit Taalscreeningsinstrument (TSI) voor 4-­jarigen van Gerritsen (1988). De gehele lijst bestaat uit 34 items waarbij voor elk item een punt kan worden gescoord. Bij de constructie van de vragenlijst is gekozen voor items die door ongeveer 90% van de kinderen beantwoord kan worden. Voor de vier losse items is geen aparte normering. Voor het totale aantal van 34 items geldt dat de kinderen ruim 85% van alle items correct moeten beantwoorden voor het predicaat ‘goed’. Een lagere score betekent ‘zwak’. Als vuistregel kunnen we hanteren dat kinderen 3 van de 4 zinnen correct moeten kunnen aanvullen.
Bij de interpretatie van de beantwoording moet de onderzoeker rekening houden met het taalaanbod thuis. Indien het kind niet Nederlandstalig wordt opgevoed, is een zinnen-­aanvultest een lastige opgave. Dit geldt tevens voor Nederlandstalige kinderen bij wie het taalaanbod thuis in kwaliteit en/of kwantiteit achterblijft. Ook extreem verlegen kinderen kunnen moeite hebben met de zinnen-­aanvultest.
Positief Het kind kan 3 of 4 zinnen correct aanvullen.
Negatief
  • Het kind kan 0, 1 of 2 zinnen correct aanvullen en
  • de ouder beantwoordt bovenstaande vraag ontkennend.
Registratie + Bij positieve respons.
M Bij anamnestisch positieve respons.
-­ Bij negatieve respons.
Discipline Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren.
Informatie over overleg / consultatie Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden.
Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden.
Advies Adviseer ouders om de communicatieve ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het stimuleren van de taalontwikkeling (bijvoorbeeld adviezen over taalaanbod, interactie en spel).

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.