5. Oogbewegingen

BFMT Kenmerk 5 – Oogbewegingen

Uitvoering
Uitgangspositie
kind 
Het kind staat voor de onderzoeker
Uitvoering onderzoek De onderzoeker fixeert de kin van het kind met de hand. Met de andere hand beweegt hij op een afstand van 40 cm voor de ogen van het kind met een potlood met opzetfiguurtje (poppetje, diertje) van links naar rechts en terug, en van boven naar beneden en terug: er wordt middenvoor begonnen, vervolgens wordt 50 cm naar rechts – 100 cm naar links – 50 cm naar rechts – 50 cm naar boven – 100 cm naar beneden en 50 cm naar boven bewogen. De gehele beweegsessie duurt 8 seconden (50 cm/seconde).

Bij brildragende kinderen wordt het kenmerk uitgevoerd met bril.

Opdracht “Kijk eens naar dit poppetje/diertje, steeds blijven kijken als ik het beweeg; niet naar mij kijken.”
Observatie De onderzoeker observeert of de ogen de gehele beweging tot het einde toe volgen, of bij keerpunten doorschieten dan wel afdwalen.
Letten op de vloeiendheid van de bewegingen.
Beoordeling en registratie
Kwantitatief score 0: volgt niet gehele beweging
score 1: volgt gehele beweging
Kwalitatief vloeiend of niet
score 0: de ogen volgen wel, maar schokkerig of dwalen af
score 1: de ogen volgen de beweging vloeiend

terug naar alle kenmerken BFMT

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.