Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Welke woorden hoor je je kind spontaan zeggen? Belangrijk is dat het kind drie woorden zegt die ook kloppen met de betekenis/voorwerp. De uitspraak hoeft niet perfect te zijn. Poe voor poes en met de juiste betekenis is prima. Probeer je kind te stimuleren door de woorden te bevestigen. Als je kind zegt “poe” en wijst naar de poes. Zeg dan “Dat is de poes”. Door te stimuleren krijgt je kind meer zelfvertrouwen. Dan gaat het steeds meer woorden gebruiken en kleine zinnen maken. “Papa weg”, “Ikkedoen”.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Communicatie (actieve taalontwikkeling). |
Psychologisch aspect | Met het toenemen van de leeftijd neemt de woordenschat toe. |
Onderzoekmoment | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
75-76 weken | Jongens: 85,5 % Meisjes: 92,5% |
77-78 weken | Jongens: 87,4 % Meisjes: 92,8 % |
79-80 weken | Gem: 92,5 % |
81-82 weken | Jongens: 90,1 % Meisjes: 96,6 % |
83-84 weken | Jongens: 90,4 % Meisjes: 98,6 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Niet bepaald. |
Uitvoering onderzoek | Geen bepaalde handeling. |
Observatie | De onderzoeker observeert tijdens het consult of het kind minstens drie woorden met begrip gebruikt, de woorden ‘mama’ en ‘papa’ niet meegerekend. Woorden voor andere gezinsleden tellen wel mee. Deze woorden hoeven niet de volwassen vorm te hebben en mogen ook ‘eigen’, ‘zelfgemaakte’ woorden zijn, mits ze voor het kind een vaste betekenis hebben (bijvoorbeeld “tapietapie” voor gaan slapen, “bah” voor vuile broek, “tuuttuut” voor auto). |
Anamnese | Wanneer dit kenmerk niet tijdens het consult kan worden geobserveerd, vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Heeft … woorden of eigen woorden voor bijvoorbeeld ‘eten’, ‘gaan slapen’, ‘auto’, ‘bal’, ‘pop’?” Zo ja: “ Wat zegt … daartegen?” |
Beoordeling | Bij de interpretatie van de respons moet de onderzoeker rekening houden met de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod, met de taalproductie en met de ouder-kind relatie. |
Positief | Het kind zegt drie voor hem betekenisvolle woorden, maar andere dan ‘pappa’ en ‘mama’. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij geobserveerde positieve respons. M Bij anamnestisch positieve respons. - Bij negatieve respons.Noteer bij opmerkingen: het taalaanbod dat het kind in kwantiteit en kwaliteit krijgt en de ouder-kind relatie |
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. Ook de interactie van de onderzoeker met het kind behoort in de afweging van consultatie VS/JA meegenomen te worden. |
Advies | Adviseer ouders om de communicatieve ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het stimuleren van de taalontwikkeling. |
Alarmsymptoom | Niet komen tot het gebruik van betekenisvolle woorden, kan wijzen op een verstandelijke beperking of ASS. |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.