Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Het stapelen van blokjes is een manier waarop je kind zijn fijne motoriek ontwikkelt. Dit betekent dat je kind leert hoe hij zijn handen, armen en schouders precies moet bewegen om de blokjes op te pakken, neer te zetten en los te laten. Het is een basisvaardigheid die je kind zowel met zijn rechter- als linkerhand moet leren. In het dagelijks leven gebruiken we vaak beide handen! Naarmate het bouwen beter gaat, kan je kind zich meer concentreren op wat het wil bereiken, namelijk een hoge toren bouwen. De volgende stap is het bouwen van andere figuren, zoals een vrachtwagen nabouwen.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Fijne motoriek en adaptatie. |
Neurologisch aspect | Zie ook kenmerken 13 en 15. Het plaatsen en loslaten van een blokje op een hoge toren vereist een goede beheersing van fijne motoriek en coördinatie. De greep is aangepast aan de grootte van het blokje en de beweging verloopt soepel. Op deze leeftijd begint de lateralisatie op te treden en daarmee de voorkeur voor het gebruik van één van beide handen. Dit dient onderscheiden te worden van verwaarlozing in gebruik van de andere hand, hetgeen is waar te nemen bij allerlei andere handelingen tijdens het hele consult. |
Psychologisch aspect | Op deze leeftijd richt het kind zijn aandacht behalve op het doel van de handeling (het bouwen van de toren) ook op de uitvoering daarvan (hoofdstuk 2). De uitvoering van deze opdracht eist van het kind coöperatie, concentratie en een zekere mate van prestatiegerichtheid. De kwaliteit van de hechting speelt eveneens een rol. |
Onderzoekleeftijd | |
Aanbevolen leeftijd | 30 maanden (2,5 jaar). |
Spreiding1 | 22 - 32 maanden (96 - 137 weken)2 |
1De spreiding zoals hier weergegeven, geeft de hoogst en laagst gevonden P90-leeftijd aan. P90 is de leeftijd waarop 90% van de kinderen positief scoort. In de internationale literatuur worden hiervoor verschillende leeftijden gevonden. 2Voor dit kenmerk zijn voor verschillende leeftijden nog geen referentiewaarden beschikbaar. |
|
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | De ouder zit aan een tafel tegenover de onderzoeker. Het kind zit bij voorkeur bij de ouder op schoot, dichtbij en recht voor de tafel. De tafel moet zodanig opgeruimd zijn dat het kind niet wordt afgeleid. Het kind moet zo zitten dat het zijn armen vrij kan bewegen en de blokjes gemakkelijk kan hanteren. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker legt zes blokjes tegelijk voor het kind op tafel neer en zegt: “Bouw maar een toren”. Als het kind niet begint met bouwen, maakt de onderzoeker zelf een toren om hem aan te moedigen, legt vervolgens de blokjes weer tegelijk voor het kind op tafel neer en vraagt hem om dit na te doen. Als het kind dan nog niet begint te bouwen, maakt de onderzoeker zelf een toren van twee blokjes en zegt: “Maak de toren maar af”. |
Observatie | De onderzoeker observeert enerzijds de wijze van hanteren van de blokjes en anderzijds de doelgerichtheid waarmee het kind de toren bouwt. Tijdens het uitvoeren van de opdracht let de onderzoeker op of het kind zich richt op het doel van de handeling, de toren, of dat het kind de aandacht primair richt op de wijze van hanteren en het zo goed mogelijk plaatsen van de blokjes. Daarbij wordt gelet op de hand en vingerbewegingen. Observatie is ook mogelijk terwijl het kind spontaan een hoge toren bouwt. |
Beoordeling | |
Positief |
|
Negatief | Het kind maakt geen toren van zes blokjes (af). |
Registratie | + Bij positieve respons. – Bij negatieve respons.Onder ‘opmerkingen’ registreren:
|
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Advies | Adviseer ouders over het spelen met hun kind en daarbij het stapelen te stimuleren. |
Alarmsymptoom |
|
Overweging | Aan de uitvoering van dit kenmerk zitten veel kwalitatieve aspecten vast, waardoor ook een positieve respons een signaalfunctie kan hebben. Bij een kind dat weliswaar zes blokjes stapelt, maar dit pas na twee maal voordoen en met enkele keren proberen met stijve bewegingen uitvoert zal men een andere afweging maken als ook andere kenmerken negatief zijn gescoord, dan bij een kind dat de toren spontaan, in één keer en soepel uitvoert. Als het kind de opdracht niet uitvoert, moet nagegaan worden of het kind ervaring heeft met het spelen met blokken. Als dat niet zo is, moet dit bij ‘opmerkingen’ worden genoteerd. |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.