Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Je kind gaat jou nadoen. Eigenlijk begon je kind al vanaf dag 1 met nadoen, maar nu, op deze leeftijd, valt het extra op. Je kind begon met eenvoudige gebaren zoals dag zwaaien, en gaat nu ingewikkeldere dingen nadoen, zoals stofzuigen of doen alsof het telefoneert. Hiervoor heeft je kind begrip nodig, het kijkt naar wat jij doet en past het toe op de juiste momenten. Het nadoen is een manier waarop je kind leert. Door alledaagse dingen te betrekken in het eigen spel, leert je kind hoe dingen werken. Het is fijn als een kind geniet van het nadoen en als de omgeving het aanmoedigt, dit helpt het kind om op deze manier te leren. Vraag je kind om je te helpen, bijvoorbeeld samen de was te vouwen. Je kunt ook samen spiegel spelletjes doen, waarbij je tegenover elkaar zit en elkaars bewegingen nadoet. Zo moedig je je kind aan om je na te doen.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Persoonlijkheid en sociaal gedrag, grove en fijne motoriek, adaptatie. |
Psychologisch aspect | Vrijwel vanaf het eerste moment van zijn leven blijkt het kind zich te richten op personen in de naaste omgeving en gaat het hun gedrag imiteren. Op de leeftijd van ongeveer 2 jaar is imitatiegedrag bij de meeste kinderen zeer opvallend. Imiteren draagt bij tot de algehele ontwikkeling en bestrijkt dus vele ontwikkelingsvelden. Al oefenend leert het kind steeds complexer en meer gedifferentieerde vaardigheden. Daardoor groeit zijn zelfstandigheid, leert hij dagelijkse dingen kennen en ermee omgaan en ontdekt hij hoe dingen in elkaar zitten. Dit alles gebeurt echter onder voorwaarde dat de motorische ontwikkeling op peil is, het kind geïnteresseerd is in zijn omgeving en plezier heeft in imiteren. Zijn interesse resulteert in het in de juiste context toepassen van gecompliceerde handelingen (cognitieve ontwikkeling). De mate waarin de omgeving het kind hierin stimuleert, bepaalt mede het resultaat. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
23 maanden | 98,8 % |
24 maanden | 99,4 % |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Niet bepaald. Het kind moet de gelegenheid krijgen zich vrij in de onderzoeksruimte te bewegen. |
Uitvoering onderzoek | Geen bepaalde handelingen. |
Observatie | De onderzoeker observeert tijdens het consult of het kind spontaan imitatiegedrag vertoont. |
Anamnese | Wanneer het imitatiegedrag niet kan worden geobserveerd, vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Doet … u of anderen na, bijvoorbeeld in huishoudelijk werk of bij spelletjes? Zo ja, wat doet hij zoal na?” Het geïmiteerde gedrag dient complexe handelingen te betreffen, zoals afstoffen, stofzuigen, timmeren, telefoneren. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind imiteert complexe handelingen van anderen. |
Negatief |
|
Registratie | |
+ Bij geobserveerde positieve respons. M Bij anamnestisch positieve respons. – Bij negatieve respons. |
|
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. |
Overweging | Bij de interpretatie van een negatieve respons moet men zowel de respons op communicatieve kenmerken betrekken, als de indruk die men heeft van de ouder-kindrelatie. |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.