Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Bij het stapelen van blokjes ontwikkelt je kind de fijne motoriek. Je kind leert hoe het de handen, armen en schouders moet bewegen om de blokjes op te pakken, neer te zetten en los te laten. Het is een basisvaardigheid die je kind met de rechter- en linkerhand moet leren. In het dagelijks leven gebruiken we vaak beide handen. Als je kind eenmaal begint met het bouwen van een toren en de eerste blokjes op elkaar stapelt, kan de toren snel hoger worden. Als de toren omvalt is dat oké. Het is belangrijk dat je kind leert hoe om te gaan met dingen die niet meteen lukken. Het is nuttig om te variëren tussen grote en kleine blokjes. Het gebruik van beide handen kun je ook tijdens het eten oefenen door bijvoorbeeld aan de andere kant van je kind te zitten of het lepeltje aan de andere kant van het bord te leggen. Als je voorzichtig één handje vasthoudt, stimuleer je je kind om met de andere hand te oefenen.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Fijne motoriek en adaptatie. |
Neurologisch aspect | Zie kenmerk 13. Op deze leeftijd verlopen de bewegingen van de armen vloeiend vanuit de schouder, waarbij de onderdelen van de beweging goed op elkaar aansluiten en niet als afzonderlijk worden waargenomen. Omdat er op deze leeftijd in het algemeen nog geen lateralisatie is, moeten beide handen afzonderlijk worden onderzocht. |
Psychologisch aspect | Naast een zekere mate van motorische ontwikkeling vereist het uitvoeren van deze handeling een zekere mate van cognitieve ontwikkeling. Aan de uitvoering van de opdracht zijn twee componenten te onderscheiden: enerzijds de wijze van hanteren van de blokjes (neurologische component) en anderzijds de doelgerichtheid waarmee het kind de toren bouwt (cognitieve component). Op deze leeftijd richt het kind zijn aandacht vooral op het doel van de handeling en niet zozeer op de uitvoering daarvan (hoofdstuk 2). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
23 maanden | Rechts: 91,4 % Links: 89,9 % |
24 maanden | Rechts: 93,1% Links: 91,4 % |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | De ouder zit aan een tafel tegenover de onderzoeker. Het kind zit bij de ouder op schoot, dichtbij en recht voor de tafel. De tafel moet zodanig opgeruimd zijn dat het kind niet wordt afgeleid. Het kind moet zo zitten dat het zijn armen vrij kan bewegen en de blokjes gemakkelijk kan hanteren. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker legt zes blokjes tegelijk voor het kind op tafel neer en zegt: “Bouw maar een toren”. Zo nodig mag hij het kind aanmoedigen door voordoen en vervolgens de blokjes tegelijk neer te leggen bij de andere drie blokjes op de tafel vlak bij het kind. Maximaal twee maal voordoen. De rechter en linkerhand worden apart onderzocht. Door de ene hand zachtjes vast te houden, kan de onderzoeker een situatie uitlokken waardoor het kind ook met de andere hand gaat bouwen. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind drie blokjes stapelt, zowel links als rechts. Observatie is ook mogelijk terwijl het kind spontaan een toren bouwt. |
Beoordeling | |
Positief |
|
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons. – Bij negatieve respons. Links en rechts afzonderlijk registreren.Bij ‘opmerkingen’ registreren:
|
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Advies | Adviseer ouders over het spelen met hun kind en daarbij het stapelen te stimuleren |
Alarmsymptoom |
|
Overweging | Aan de uitvoering van dit kenmerk zitten veel kwalitatieve aspecten vast, waardoor ook een positieve respons een signaalfunctie kan hebben. Bij een kind dat weliswaar drie blokjes stapelt, maar dit pas na twee maal voordoen en met enkele keren proberen met stijve bewegingen uitvoert, zal men een andere afweging maken als ook andere kenmerken negatief zijn gescoord dan bij een kind dat de toren spontaan, in één keer en soepel uitvoert. |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.