Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Bij het stapelen van blokjes ontwikkelt je kind de fijne motoriek. Je kind leert hoe het de handen, armen en schouders moet bewegen om de blokjes op te pakken, neer te zetten en los te laten. Het is een basisvaardigheid die je kind met de rechter- en linkerhand moet leren. In het dagelijks leven gebruiken we vaak beide handen. Als je kind eenmaal begint met het bouwen van een toren en de eerste blokjes op elkaar stapelt, kan de toren snel hoger worden. Als de toren omvalt is dat oké. Het is belangrijk dat je kind leert hoe om te gaan met dingen die niet meteen lukken. Het is nuttig om te variëren tussen grote en kleine blokjes. Het gebruik van beide handen kun je ook tijdens het eten oefenen door bijvoorbeeld aan de andere kant van je kind te zitten of het lepeltje aan de andere kant van het bord te leggen. Als je voorzichtig één handje vasthoudt, stimuleer je je kind om met de andere hand te oefenen.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Fijne motoriek en adaptatie |
Neurologisch aspect | Coördinatie, met name hand en vingermotoriek (grijp en loslaatfunctie). Bij het grijpen en manipuleren van blokjes gebruiken kinderen op deze leeftijd vaak de duim en wijsvinger of de volle hand en in mindere mate de overige vingers. Vanaf de leeftijd van 18 maanden wordt in toenemende mate de stand van hand en vingers aangepast aan de grootte van het voorwerp. Op deze leeftijd is er nog geen duidelijke lateralisatie. Beide handen moeten worden onderzocht om te voorkomen dat het niet gebruiken van één hand ten onrechte als een uiting van lateralisatie wordt beschouwd. |
Psychologisch aspect | Naast een zekere mate van motorische ontwikkeling vereist het uitvoeren van deze handeling een zekere mate van cognitieve ontwikkeling. Aan de uitvoering van de opdracht zijn twee componenten te onderscheiden: enerzijds de wijze van hanteren van de blokjes (neurologische component) en anderzijds de doelgerichtheid waarmee het kind de toren bouwt (cognitieve component). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
75-76 weken | Rechts: Jongens: 81,9 % Meisjes: 87,4 % |
77-78 weken | Rechts: 85,2 % Links: 80,5 % |
79-80 weken | Rechts: 85,0 %* Links: 80,8 % |
81-82 weken | Rechts: Jongens: 83,2 %* Meisjes: 88,3 % |
83-84 weken | Rechts: Jongens: 85,3 % Meisjes: 91,3 % |
*Het kan voorkomen dat een jongere leeftijdsperiode een iets hogere referentiewaarde laat zien dan een oudere leeftijdsperiode. Dit komt omdat de studie uit Den Haag een dwarsdoorsnede onderzoek is. Dat wil zeggen dat de kinderen die in een jongere leeftijdsperiode zijn onderzocht andere kinderen zijn dan de kinderen die in een oudere leeftijdsperiode zijn onderzocht. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | De ouder zit aan een tafel tegenover de onderzoeker. Het kind zit bij de ouder op schoot, dichtbij en recht voor de tafel. De tafel moet zodanig opgeruimd zijn dat het kind niet wordt afgeleid. Het kind moet zo zitten dat het zijn armen vrij kan bewegen en de blokjes gemakkelijk kan hanteren. |
Uitvoering onderzoek | Bij uitvoering met 18 maanden legt de onderzoeker vier blokjes tegelijk voor het kind op tafel neer. Bij uitvoering met twee jaar legt de onderzoeker zes blokjes tegelijk voor het kind neer. Als het kind niet uit zichzelf twee blokjes stapelt, mag de onderzoeker het kind aanmoedigen door voordoen en vervolgens de twee blokjes tegelijk neer te leggen bij de andere twee blokjes op de tafel vlak voor het kind en het kind uit te nodigen tot bouwen. Maximaal twee maal voordoen. Beide handen worden afzonderlijk onderzocht. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind twee blokjes stapelt, zowel links als rechts. Observatie is ook mogelijk terwijl het kind spontaan een toren bouwt. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind zet het ene blokje boven op het andere zonder dat het eraf valt. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons. – Bij negatieve respons. Links en rechts afzonderlijk registreren.Bij ‘opmerkingen’ registreren:
|
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Advies | Adviseer ouders over het spelen met hun kind en daarbij het stapelen te stimuleren. |
Alarmsymptoom |
|
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.