Uitvoering | |
Uitgangspositie kind | Tevoren heeft de onderzoeker een streep van 2 meter op de vloer gemarkeerd met een strookje tape. De streep moet voldoende ver van meubilair verwijderd zijn, zodat het kind geen steun kan zoeken bij het uitvoeren van de opdracht. Het kind start bij het uiteinde. Het kind loopt naar de onderzoeker toe. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker staat of zit zodanig dat hij het kind goed (iets van voor/opzij kan observeren: de afstand tussen de voeten moet goed te zien zijn, maar ook de bijbewegingen van beide armen en romp. Gevraagd wordt voetje voor voetje over de op de grond geplakte streep (van 2 meter lengte) te lopen. De voeten hoeven niet aansluitend neergezet te worden, maar de tussenruimte mag niet meer dan 5 cm bedragen. Het kind mag naar de voeten kijken en de armen spreiden. Meestal begrijpt het kind de opdracht zo, zo nodig doet de onderzoeker de opdracht voor. |
Opdracht | “Kun jij voetje voor voetje over deze streep lopen?” |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind de hele afstand van 2 meter voetje voor voetje over de streep kan lopen zonder ernaast te stappen of stukken (> 5 cm) over te slaan. Tevens gaat de onderzoeker na of het kind de romp stil en de armen ontspannen kan houden, of dat er veel onbalans van de romp is waarbij veel corrigerende armbewegingen nodig zijn. |
Beoordeling en registratie | |
Kwantitatief | score 0: kind stapt meer dan 2 keer naast de streep, slaat stukken over (meer dan 5 cm), of valt score 1:stapt maximaal 2x naast de streep. |
Kwalitatief | correcties nodig met armen/romp score 0: onbalans van de romp en/of veel corrigerende armbewegingen score 1: romp in balans, armen zijn ontspannen of slechts discrete correcties. |