Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Dit is het begin van spelen. Bij het spel met het blokje en de doos leert je kind verschillende dingen: het oefent met beide handen om het blokje in en uit de doos te doen. Ook belangrijk: je kind moet het spel wel leuk vinden. Als dat niet zo is, kan het proberen het blokje weg te gooien. Ook is het handig als je kind geïnteresseerd is in anderen die het spel voordoen, want dan kan het leren hoe het moet. Thuis kun je vergelijkbare dingen doen met een doosje, lepeltjes, een pannetje of blokjes. Je kind begrijpt dan dat dingen kunnen verdwijnen en weer terugkomen. Het leert ook dat het dingen zelf kan doen en iets kan bereiken. Voor de ontwikkeling is het belangrijk dat je kind nieuwsgierig is en graag dingen wil proberen en ontdekken. Tijdens het spelen leert je kind ook over sociaal gedrag.
Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Fijne motoriek, adaptatie en persoonlijkheid en sociaal gedrag. |
Neurologisch aspect | De integratie van het visuele, het sensorische en het motorische systeem is zodanig dat het kind in staat is blokjes in en uit een doos te doen. Deze handeling verloopt soepel en gecoördineerd. Zie ook kenmerk 7. Het ontwikkelen van een voorkeur voor een hand vindt over het algemeen pas plaats na de leeftijd van twee jaar. Verwaarlozen van een hand op deze leeftijd duidt op asymmetrie in bewegen. |
Psychologisch aspect | Dit kenmerk geeft informatie over de aanwezigheid van exploratief en sociaal gedrag. Het kind gaat de ander steeds meer bij zijn dagelijks leven betrekken. Hij toont speelgoed, betrekt de ander bij zijn spel/acties, daarbij de blik van de ander volgend of die daadwerkelijk naar de actie kijkt (joint attention). Het kind toont duidelijk interesse in de mensen om hem heen. Dit kenmerk bevat aanwijzingen voor mogelijke verstoringen in ‘joint attention’, een belangrijk signaal voor mogelijke ASS. (zie: richtlijn ASS) |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
61-62 weken | Rechts: 98,8 % Links: 98,7 % |
63-64 weken | Rechts: 98,8 % Links: 98,5 %* |
67-68 weken | Rechts: Jongens: 94,1 %* Meisjes: 100% |
*Het kan voorkomen dat een jongere leeftijdsperiode een iets hogere referentiewaarde laat zien dan een oudere leeftijdsperiode. Dit komt omdat de studie uit Den Haag een dwarsdoorsnede onderzoek is. Dat wil zeggen dat de kinderen die in een jongere leeftijdsperiode zijn onderzocht andere kinderen zijn dan de kinderen die in een oudere leeftijdsperiode zijn onderzocht. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | De ouder zit aan een tafel tegenover de onderzoeker. Het kind zit bij de ouder op schoot, recht voor de tafel. De tafel moet zodanig opgeruimd zijn dat het kind niet wordt afgeleid. Het kind moet zo zitten dat het zijn armen vrij kan bewegen en het blokje makkelijk kan hanteren. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker geeft het kind de doos met vier à zes blokjes erin en zegt: “Pak de blokjes er maar uit”. Als de blokjes er door het kind zijn uitgepakt zegt hij: “Doe de blokjes er maar weer in”. Als het kind niet reageert op deze aanmoediging mag de onderzoeker de handeling voordoen. |
Observatie | De onderzoeker observeert op welke wijze het kind de blokjes hanteert (hand en vingerbewegingen). Als de hand het blokje nadert, kunnen de vingers meer gespreid worden dan nodig is om het blokje te pakken. Observatie kan ook terwijl het kind spontaan de blokjes in en uit de doos doet. De onderzoeker observeert ook of het kind de doos met blokjes leuk vindt en dit deelt met de ouder/onderzoeker door aankijken en eventueel lachen en wijzen. Observatie kan ook als het kind op een ander moment tijdens het consult ergens naar wijst en de aandacht deelt met de ouder of onderzoeker door middel van aankijken en eventueel lachen. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind voert de handelingen instoppen, loslaten en weer pakken tenminste één keer uit, zowel met de linker als met de rechter hand. De bewegingen verlopen soepel en goed gecoördineerd. Het kind reageert ook met aankijken en eventueel lachen en wijzen naar ouder/onderzoeker. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons – Bij negatieve responsLinks en rechts afzonderlijk registreren. Als de negatieve score wordt gegeven omdat het kind de beweging trillerig of schokkerig uitvoert, moet dit onder ‘opmerkingen’ worden vermeld. |
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Advies | Adviseer ouders over het spelen met hun kind en ga daarbij in op de interactie (hechting). |
Alarmsymptoom |
|
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.